direct naar inhoud van 4.3 Milieu
Plan: Uitbreiding winkelcentrum Makado
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPMAKADOBEEK13-VA01

4.3 Milieu

4.3.1 Geluid

Wegverkeerslawaai

Het voornemen betreft een overdekt winkelcentrum welke geldt als géén geluidgevoelige bestemming. Tevens zijn er in de directe nabijheid van dit winkelcentrum géén geluidgevoelige functies, zoals woningen, gelegen welke geluidhinder kunnen ondervinden van (de toename van) de verkeersaantrekkende werking van het winkelcentrum. Een akoestisch onderzoek wordt zodoende niet noodzakelijk geacht.

Industrielawaai

Voor de grote industrieterreinen is in de Wet geluidhinder (Wgh) een wettelijk kader ontwikkeld voor geluidzonering gekoppeld aan een systeem van grenswaarden. Het zoneren behelst het creëren van een bepaalde afstand tussen een grote geluidveroorzakende functie (bv. verkeer/industrie) en geluidgevoelige gebieden (bv. woongebieden). Binnen een geluidzone geldt een beperking voor de bouw van nieuwe geluidgevoelige bestemmingen.

Volgens de integrale zonering van Chemelot is het volledige plangebied gelegen binnen de 55 dB(a) contour en de 60 dB(A)contour van industrieterrein Chemelot.

Het voornemen betreft een overdekt winkelcentrum welke geldt als géén geluidgevoelige bestemming. Derhalve zijn er geen beperkingen opgelegd aan de uitbreiding van het winkelcentrum op basis van de geluidszone industrie. Deze geluidszone is aangeduid in de regels en verbeelding van dit bestemmingsplan, geluidgevoelige bestemmingen zonder geluidsafschermende maatregelen zijn in deze zone niet toegestaan.

4.3.2 Luchtkwaliteit

Ten behoeve van de uitbreiding van de Makado in Beek heeft een beoordeling van de luchtkwaliteit plaatsgevonden. Uitbreiding vindt plaats ter plekke van de bestaande parkeerplaats,daardoor vervallen een aantal parkeerplaatsen. Om dit te compenseren wordt een nieuwe meerlaagse parkeergarage gebouwd. Per saldo zal het aantal parkeerplaatsen toenemen, ook de bezoekersaantallen en het aangetrokken verkeer zullen toenemen hetgeen invloed heeft op de luchtkwaliteit. Onderzocht is de invloed van het plan c.q. het aangetrokken verkeer op de luchtkwaliteit.

Verkeer

Van belang voor de beoordeling van de luchtkwaliteit is de intensiteit van het aangetrokken extra verkeer. Door Royal Haskoning DHV is een onderzoek verricht naar de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in het memo MO-MA20120169, zie ook paragraaf 4.7.1.

Om de verkeersaantrekkende werking van de uitbreiding te bepalen is in dat onderzoek gebruik gemaakt van de recent (27 juli 2012) vernieuwde kengetallen van het CROW. Uitgegaan is van een verkeersaantrekkende werking van 23.3 motorvoertuigen per etmaal per 100 m² bvo, resulterend in een extra verkeersproductie door de uitbreiding (7.500 m2) van circa 1.750 motorvoertuigen per etmaal. Dit is verdeeld in 1.700 personenauto’s en, ten behoeve van de extra bevoorrading, 50 vrachtwagens (2.9%). De toename van de verkeersintensiteit bedraagt conform deze afbeelding op het meest belaste wegvak 576+462=1.038 motorvoertuigen per dag (ma-za).

Wet luchtkwaliteit

In hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer zijn per 15 november 2007 luchtkwaliteitseisen opgenomen (Staatsblad 2007, nummer 414, 434). De betreffende artikelen van de Wet milieubeheer worden in de regel aangeduid als “Wet luchtkwaliteit”. Met het inwerking treden hiervan is het tot dan toe geldende “Besluit luchtkwaliteit 2005” ingetrokken. In de “Wet luchtkwaliteit” zijn de Europese luchtkwaliteitseisen opgenomen. Verder voorziet de Wet in het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren. De NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2 ) en fijn stof (PM10). Conform artikel 5.16 van de Wet milieubeheer zijn bestuursorganen verplicht om bij de uitoefening van hun bevoegdheden de grenswaarden van de in de Wet genoemde stoffen in acht te nemen.

Invloed plan

Uit een berekening met de nibm-tool blijkt dat bij 1.038 extra verkeersbewegingen geen aanvullend onderzoek noodzakelijk is aangezien een beroep gedaan kan worden op het "niet in betekenende mate" beginsel.

Heersende luchtkwaliteit

Alhoewel dat voor een bedrijfs- c.q. winkellocatie niet strikt noodzakelijk is, is tevens de heersende luchtkwaliteit ter plekke van het plan beoordeeld. Door het Milieu en Natuur Planbureau (MNP) zijn kaarten gemaakt van de achtergrondconcentratie in Nederland, deze worden aangeduid met Grootschalige Concentratiegegevens Nederland (GCN). Deze gegevens zijn verwerkt in de database van het programma CAR II (versie 11.0).

Uit de gegevens in de CAR database blijkt dat de achtergrondconcentratie voor NO² ter plekke van de Makado in 2012 circa 26 microgram/m3 bedraagt en voor PM10 circa 25 microgram/m3 (zonder zeezout correctie). Tevens blijkt hieruit dat het aantal overschrijdingen van de 50 µg/m3 PM10 grenswaarde voor het 24-uursgemiddelde ter plekke van het plangebied 10 dagen bedraagt (na zeezoutcorrectie 2 dagen). De achtergrondconcentratie is daarmee ruim lager dan de huidige en toekomstige kwaliteitsnorm. In de jaren na 2012 neemt de achtergrondconcentratie af ten opzichte van 2012. Deze afname wordt met name veroorzaakt door generieke (overheids)maatregelen en door een verdere afname van de emissies van industrie en verkeer. Daarnaast is er op termijn sprake van een negatieve groei van de bevolking en dat leidt op de langere termijn ook tot een afname van de verkeersintensiteit. Beide effecten leiden er toe dat de luchtkwaliteit in latere jaren beter is dan in 2012. Aangezien de achtergrondconcentratie in 2012 ruim aan de normen voldoet is dat in later jaren ook het geval.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat de invloed van het plan op de omgeving als niet in betekenende mate beoordeeld kan worden. Daarom is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk en kan een beroep worden gedaan op het artikel 5.16, lid 1 onder c van de Wet milieubeheer.

De heersende luchtkwaliteit in en rond het plangebied voldoet ruimschoots aan de geldende en toekomstige normen.


Aldus is er vanuit het milieuaspect luchtkwaliteit geen belemmering voor de planontwikkeling.

De beoordeling luchtkwaliteit is als bijlage 3 bijgevoegd.

Inmiddels is de uitbreiding van het winkelcentrum Makado teruggebracht naar 7.500 m² bedrijfsvloeroppervlak (bvo). Aangezien aangetoond is dat een uitbreiding van 10.000 m² bvo geen belemmering vormt kan dit ook gesteld worden voor de kleinschaligere uitbreiding met 7.500 m² bvo.

4.3.3 Externe veiligheid

Onderzoek externe veiligheid

Door Cauberg-Huygen Raadgevende Ingenieurs BV is een onderzoek externe veiligheid (d.d. 2 mei 2012 met kenmerk 20112660-01, zie bijlage 4) uitgevoerd in het kader van de uitbreiding van winkelcentrum Makado te Beek. Uit dit onderzoek kan ten aanzien van de verschillende aspecten het onderstaande worden geconcludeerd.

Risicovolle bedrijven

Door Sitech Services BV is een kwantitatieve risicoberekening uitgevoerd. Uit de berekeningen blijkt dat de maatgevende scenario’s brand en explosie zijn. De PR-contouren wijzigen niet. De uitbreiding van het winkelcentrum is buiten de 10-8-contour gelegen. Verder is gebleken dat het GR niet noemenswaardig wijzigt.

Door Tebodin BV is een kwantitatieve risicoberekening gemaakt voor Celanese Emulsion BV. Hieruit blijkt dat de berekende PR-contouren niet tot de uitbreiding van het winkelcentrum reikt.

Tevens is uit de berekeningen gebleken dat het GR lager is dan 10% van de oriënterende waarde. Door de uitbreiding van max. 7.500 m² zal de toename van het aantal bezoekers beperkt zijn. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er geen significante toename zal zijn ten opzichte van de eerder berekende situaties;

Hogedruk gasleidingen

In de nabijheid van het plan zijn twee hogedrukgasleidingen van Gasunie gesitueerd. Uit de professionele risicokaart kan geconcludeerd worden dat het plangebied buiten de 1% letaliteitsgrens van de leidingen is gelegen.

Transport gevaarlijke stoffen over het spoor

Op ca. 200 m van het plangebied is de spoorlijn Maastricht-Sittard gelegen. Over dit tracé vindt transport van gevaarlijke stoffen plaats. Op basis van een eerder uitgevoerd onderzoek kan gesteld worden dat er geen 10-6-PR-contour berekend is en dat het GR onder de oriënterende waarde blijft.

Transport gevaarlijke stoffen over de weg

Op ca. 380 m van het plangebied is de A2 gesitueerd en op ruim 1 km van het plangebied is de A76 gelegen. Conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen worden in principe geen beperkingen gesteld aan het ruimtegebruik op deze afstanden.

Conclusie

Het GR neemt in z'n algemeenheid toe, er dient derhalve invulling te worden gegeven aan de verantwoordingsplicht. Door de gemeente Beek is dan ook advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio.

Advies Veiligheidsregio

Binnen de Externe Veiligheids Wetgeving dient de brandweer het bevoegd gezag te adviseren omtrent de bestrijdbaarheid van mogelijke incidenten die invloed hebben op het plangebied. Tevens dient het brandweeradvies de zelfredzaamheid van de in het plangebied verblijvende personen te belichten. Door middel van het advies dat als bijlage 5 (d.d. 29 mei 2012 met kenmerk 2012.1000.4490) is opgenomen wordt hier invulling aan gegeven.

De brandweer adviseert om de hier onder genoemde maatregelen door te voeren. Deze maatregelen hebben een gunstige invloed op de zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van incidenten die hun invloed hebben op het plangebied.

  • Het voorzien van blinde gevels binnen de uitbreiding van het winkelcentrum.
  • Het voorzien van vluchtwegen haaks op de gevarenbronnen, in dit geval vluchtwegen in zuid-westelijke richting van het winkelcentrum.
  • Het voorzien van een sprinklerinstallatie in de nieuwbouw en zo mogelijk binnen de gehele Makado.
  • Het centraal uitschakelen van de ventilatie van de nieuwbouw en zo mogelijk voor de gehele Makado. Het centraal uitschakelen van de ventilatiesystemen moet onderdeel worden van het noodplan van de Makado.
  • Het realiseren van een secundaire bluswatervoorziening in de nabijheid van de Makado.
  • Twee mogelijke locaties voor deze secundaire bluswatervoorziening zijn reeds gecommuniceerd naar de gemeente.
  • Alarmering van de bezoekers door middel van gesproken woord.
  • Indien er een calamiteit buiten of binnen de Makado plaatsvindt dient een ontruimingsalarm gegeven te worden door middel van een gesproken boodschap.
  • Directe alarmering bij incidenten op het terrein van Chemelot / Celanese.
  • Indien er een calamiteit plaatsvindt op het Chemelot terrein, dan dient in de procedures van Chemelot (inclusief Celanese) geregeld te zijn dat de Makado meteen hiervan op de hoogte wordt gesteld. Na het ontvangen van deze melding kan de Makado acties ondernemen.

Verantwoording groepsrisico

In het kader van een voorgenomen uitbreiding van winkelcentrum Makado te Beek, dient door de gemeente Beek invulling gegeven te worden aan de verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Dit vanwege het feit dat de uitbreiding is gelegen binnen het invloedsgebied van een aantal bronnen. Daartoe is door Cauberg Huygen d.d. 17 juni 2013 met referentie 20112660-06 een separate notitie opgesteld.

Bij de navolgende verantwoording van het GR is de volgorde gehanteerd ingevolge artikel 13 eerste lid Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).

Bronmaatregelen

Risicovolle bedrijven

Gezien de omvang en aard van de nabijgelegen bedrijven is het treffen van bronmaatregelen niet reëel en valt ook buiten de scope van dit project.

Transport gevaarlijke stoffen

Om het risico op zoveel mogelijk locaties in Nederland te verlagen, zullen diverse risico reducerende maatregelen worden opgenomen in het Basisnet. Navolgend zijn enkele punten opgesomd.

Spoor

  • met de verladers en goederenvervoerders zijn afspraken gemaakt om het vervoer zoveel mogelijk met warme-BLEVE-vrij samengestelde treinen (bloktreinen) te laten plaatsvinden;
  • het treffen van veiligheidsmaatregelen, zijnde extra seinbeveiliging (ATB-Vv-installatie) en apparatuur die signaleert als de as van een passerende trein warmloopt.

Weg

Maatregelen treffen aan de weg om het GR te verlagen is niet reëel. Daarnaast is uit eerder onderzoek gebleken dat het GR niet toeneemt als gevolg van de uitbreiding.

Overdrachtsmaatregelen

Gezien de omvang en aard van de nabijgelegen bedrijven is het treffen van overdrachtsmaatregelen niet reëel en valt ook buiten de scope van dit project.

Maatregelen bij de ontvanger

Uit eerder onderzoek (notitie met referentie 20112660-01, d.d. 2 mei 2012) is gebleken dat de toename van het GR door de voorgenomen uitbreiding niet noemenswaardig is en dat het GR lager is dan 10% van de oriënterende waarde, met uitzondering van Chemelot/Sabic. Hiervan is geconcludeerd dat het GR als gevolg van de uitbreiding niet toeneemt.

Om het GR te verlagen van de zijde van de ontvanger zou de afstand tot de risicobronnen vergroot moeten worden. Aangezien het echter een uitbreiding van een bestaand gebouw betreft, is het niet mogelijk de afstand tot de bronnen te vergroten. Binnen het planidee is het ook niet mogelijk de uitbreiding elders te situeren.

Wel is er in het ontwerp uit oogpunt van externe veiligheid, voor gekozen om de uitbreiding op begane grond te voorzien van een blinde gevel. Deze is gesitueerd in de richting van de risicobronnen.

Door de Veiligheidsregio is daartoe ook een advies uitgebracht, dat reeds eerder samengevat is weergegeven.

Maatregelen

In het kader van de ongevalscenario’s brand, toxisch en explosie kunnen de volgende organisatorische/stedenbouwkundige maatregelen worden getroffen:

  • 1. Vluchtwegen van de bron af.
  • 2. Scheiding van vluchtwegen en (aanvals)wegen voor hulpdiensten.
  • 3. Situering van bluswatervoorziening.
  • 4. Opstelplaatsen en route voor hulpdiensten (brandweer en medisch hulpdiensten).

Ten aanzien van de voorgenoemde punten kan nog aangevuld worden dat momenteel plannen zijn om in de nabijheid van het winkelcentrum een brandweerkazerne te realiseren. Deze kazerne zal op de locatie Kennedylaan/Prins Mauritslaan gerealiseerd worden. Dit is hemelsbreed op een afstand van ca. 500 m. Dit betekent dat bij een calamiteit de brandweer zeer snel ter plaatse kan zijn.

Vanaf het terrein kan in twee richtingen gevlucht worden afzijdig van de bronnen.

Ten aanzien van de bluswatervoorziening is advies ingewonnen bij de Veiligheidsregio. Zij adviseert om aanvullende secundaire bluswatervoorzieningen te realiseren. Hiervoor zijn twee posities bekeken, waarbij één locatie de voorkeur heeft. Door de Veiligheidsregio wordt aangegeven dat de realisatie van de secundaire bluswatervoorziening de veiligheid in het gehele gebied - dus niet enkel voor Makado - vergroot. Deze secundaire bluswatervoorziening in de vorm van een extra brandkraan is intussen gerealiseerd.

Ervan uitgaande dat de toename van het GR niet noemenswaardig is, is het treffen van fysieke maatregelen aan het gebouw niet reëel. Er wordt, voor grootste gedeelte een blinde gevel gerealiseerd. In de gevel komt één raam ter plaatse van de zogenaamde sociale ruimte. In deze ruimte dient daglicht aanwezig te zijn. In overleg tussen gemeente, Brandweer en Syntrus Achmea is afgesproken dat bij de keuze van de materialen van het raam en de gevel ermee rekening wordt gehouden dat deze bestand zijn tegen de optredende druk en niet versplinteren. Op de verdiepingen worden parkeerdekken gerealiseerd. Hierdoor zijn relatief weinig personen kortdurend aanwezig. De gevels van het parkeerdek worden uitgevoerd als een frame met PVC doek, waardoor geen splintervorming zal ontstaan.

Sprinklerinstallatie

De uitbreiding van het winkelcentrum wordt uitgerust met een sprinklerinstallatie. In de bestaande situatie is geen sprinklerinstallatie aanwezig, maar er worden wel voorbereidingen getroffen om dit in de toekomst ook in het bestaande gedeelte toe te gaan passen.

Ventilatie

De uitbreiding van het gebouw wordt uitgerust met een mechanisch ventilatiesysteem. Bij de verdere uitwerking van het plan wordt de centrale aansturing van het ventilatiesysteem bij een calamiteit meegenomen. Dit zou betekenen dat de installatie dusdanig wordt uitgevoerd dat bij een calamiteit alle ventilatieopeningen direct worden gesloten en de ventilator stil valt. In de bestaande situatie is geen sprake van een centraal ventilatiesysteem.

BHV

De BHV’ers binnen het gebouw dienen zo goed mogelijk te worden geïnstrueerd hoe op te treden bij een calamiteit. De instructie zal gebeuren in overleg met de beheerder en de winkeliersvereniging. In het geval van een calamiteit dienen de aanwezige personen tijdig te worden gewaarschuwd binnen het gebouw te blijven dan wel te vluchten. De BHV-organisatie begeleidt de uitvoering bij de oproep.

Zelfredzaamheid

Het gebouw betreft een winkelcentrum. In beginsel wordt ervan uitgegaan dat er hoofdzakelijk zelfredzame personen aanwezig zijn.

De mate van zelfredzaamheid wordt bepaald door een drietal factoren:

  • 1. De mobiliteit van de persoon.
  • 2. De mate waarin de persoon inzicht heeft in een gevaarlijke situatie.
  • 3. De handelingsbekwaamheid van de persoon bij gevaar.

Met betrekking tot Makado worden de volgende maatregelen geformuleerd om de zelfredzaamheid van aanwezigen te bevorderen:

  • 1. Er dient een ontruimingsplan te worden opgesteld voor zowel interne als externe aanleidingen.
  • 2. Bij een calamiteit dienen bezoekers gealarmeerd te worden middels gesproken woord. Hierbij worden bezoekers met een gesproken boodschap opgeroepen een bepaalde actie uit te voeren.
  • 3. Bij de verdere uitwerking van het plan wordt de centrale aansturing van het ventilatiesysteem, waarbij de ventilatieopeningen direct sluiten, meegenomen.
  • 4. Het heeft de voorkeur een directe alarmering naar Makado te hebben in het geval er incidenten zijn bij de omliggende bedrijven. Dit betekent dat bij een calamiteit de Makado direct op de hoogte wordt gesteld en kunnen veiligheidsprocedures in werking treden. Geadviseerd wordt om de eventuele (on)mogelijkheden hieromtrent nader te onderzoeken.

Met het treffen van deze extra maatregelen kan gesteld worden dat op acceptabel niveau wordt voorzien in de mate van zelfredzaamheid.

Voorgestelde maatregelen versus advies Veiligheidsregio:

afbeelding "i_NL.IMRO.0888.BPMAKADOBEEK13-VA01_0010.png"

Uit het eerdergenoemde kan geconcludeerd word dat het risico - onder andere door inzet van extra middelen - acceptabel en verantwoord is. Waarbij dient te worden vermeld dat zoals reeds eerder opgemerkt de secundaire bluswatervoorziening in de vorm van een extra brandkraan intussen reeds is gerealiseerd.

De notitie van Cauberg Huygen inzake de verantwoording groepsrisico is als bijlage 6 is bijgevoegd.

Conclusie

Als eigenaar zal Achmea Dutch Retail Property Fund er, samen met de beheerder van het winkelcentrum Makado, voor zorgdragen dat zoals opgenomen in de verantwoordingsrapportage:

  • een ontruimingsplan zal worden opgesteld voor zowel interne als externe aanleidingen;
  • de BHV'ers binnen het gebouw goed zullen worden geïnstrueerd over de wijze van optreden bij een calamiteit;
  • voorzieningen ten behoeve van alarmering bij calamiteiten door middel van het gesproken woord zullen worden aangelegd;
  • een onderzoek naar de mogelijkheden inzake directe alarmering naar Makado in geval van incidenten bij de omliggende bedrijven zullen worden onderzocht.

Bij de technische uitwerking van het ontwerp zal daarnaast rekening worden gehouden met een centrale stop inzake het ventilatiesysteem, aangestuurd middels de brandmeldinstallatie, zodat deze bij een calamiteit automatisch de ventilatieopeningen sluit.

4.3.4 Bodem

Verkennend bodemonderzoek en asbestonderzoek Makado te Beek

Door ARCADIS te Maastricht is een verkennend milieukundig bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek verricht op een gedeelte van het perceel aan de Wethouder Sangersstraat te Beek (d.d. 3 mei 2011 met kenmerk 075493675.0.2). De onderzoekslocatie valt uiteen in 4 deelgebieden en heeft een totale oppervlakte van ongeveer 2 ha.

Onderzoeksresultaten

Uit het uitgevoerde bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:

  • Aangezien er enkel sprake is van licht verhoogde gehalten aan kobalt, zink, PAK en minerale olie, is er vanuit de Wet bodembescherming geen noodzaak voor het uitvoeren van nader onderzoek en/of het treffen van saneringsmaatregelen.
  • Op basis van de gemeten gehaltes in grond dient de hypothese "verdacht" te worden aanvaard.
  • De aangetoonde licht verhoogde gehalten aan minerale olie en PAK zijn te relateren aan de bijmengingen met asfalt in de grond en aan de aanwezige stollaag.
  • De gevonden gehalten in de bodem vormen in milieuhygiënische zin geen belemmeringen voor het toekomstige gebruik.
  • Bij eventuele ontgraving van de grond moet wel rekening gehouden worden met het feit dat de grond waarin bijmengingen met asfalt aanwezig zijn, apart in depot opgeslagen en gekeurd moet worden, aangezien uit de analyses en de indicatieve toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit blijkt dat het gaat om niet toepasbare grond.
  • De onderzoekslocatie is niet verdacht op het voorkomen van asbest op basis van de uitgevoerde analyse op de puinhoudende bovengrond en het feit dat hierbuiten geen asbest of asbestverdacht materiaal op het maaiveld of in de opgeboorde grond is waargenomen.

Indien er grond van de locatie vrijkomt, moet er op grond van de indicatieve toetsing rekening mee worden gehouden dat deze niet zonder meer vrij toepasbaar is. Op hergebruik van grond en baggerspecie is het Besluit bodemkwaliteit van toepassing. Hiervoor geldt een andere onderzoeksstrategie.

Het verkennend milieukundig bodemonderzoek en verkennend asbestonderzoek is als bijlage 8 bijgevoegd.

4.3.5 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkómen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. In het kader van het ruimtelijke beleid is de VNG-Handreiking "Bedrijven en milieuzonering" een hulpmiddel bij de invulling van de beleidsvrijheid teneinde (door gemotiveerd toepassen) te komen tot maatwerk op lokaal niveau. Belangrijke aspecten zijn richtafstanden, omgevingstypen en functiemenging.

De Wet milieubeheer stelt normen voor de bedrijfsvoering van inrichtingen in relatie tot hun omgeving. In het bestemmingsplan worden regels gesteld met betrekking tot bestaande bedrijvigheid en nieuwe bedrijvigheid welke zich, ter plaatse van deze bestaande bedrijvigheid, mag vestigen. In beide gevallen dient bezien te worden of deze bedrijvigheid geen belemmerende werking heeft op de bestaande woningen in en buiten het plangebied.

Om te bepalen of bepaalde nieuwe bedrijven in het plangebied vanuit het oogpunt van milieuhinder toelaatbaar zijn, wordt voor de eerste toetsing in het bestemmingsplan en voor de zonering van het terrein gebruik gemaakt van een zogenaamde Staat van Bedrijfsactiviteiten. Het is aan de gemeente zelf om te bepalen en te motiveren welke functies en activiteiten in een specifiek gebied toelaatbaar zijn en welke 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' wordt toegepast.

Uit het vigerende bestemmingsplan "Beeker Hoek, herziening 2009" blijkt dat in de directe omgeving geen sprake is van een bedrijf met een milieuzonering die van invloed is op het onderhavige bestemmingsplan. Daarnaast betreft het voornemen geen bedrijvigheid waarbij een milieuzonering (Staat van bedrijfsactiviteiten) in acht genomen dient te worden.