direct naar inhoud van Artikel 3 Maatschappelijk
Plan: Sportlandgoed de Haamen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0888.BPSPORTHAAMEN12-ON01

Artikel 3 Maatschappelijk

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor “ Maatschappelijk " aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke doeleinden; en tevens ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van maatschappelijk - "gemeentewerf” een gemeentewerf;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen.

Een en ander met bijbehorende voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Uitsluitend mogen worden gebouwd:

  • a. gebouwen, geen woningen zijnde;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.2.2 Gebouwen

Gebouwen worden, voor zover is aangeduid, uitsluitend opgericht binnen een bouwvlak, onder de voorwaarden dat:

  • 1. het bebouwingspercentage niet meer dan 60 bedraagt;
  • 2. de goothoogte niet meer dan 8 meter mag bedragen;
  • 3. de afstand van de gebouwen tot de tot “ Verkeer - Wegverkeer ” bestemde gronden tenminste 10 meter bedraagt;
  • 4. de gebouwen met een kap worden afgedekt, waarvan de dakhelling tenminste 12° bedraagt en niet meer dan 45° mag bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, zijnde geen gebouwen

Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouwen zijnde:

de bouwhoogte mag niet meer dan 5 meter bedragen, met dien verstande dat:

  • 1. de bouwhoogte "ter plaatse van de aanduiding specifieke vorm van maatschappelijk - gemeentewerf" niet meer dan 15 meter bedraagt;
  • 2. de bouwhoogte van erfafscheidingen niet meer dan 2 meter mag bedragen;

3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde:

  • a. in artikel 3.2.2 onder 3, gehoord de wegbeheerder, tot vermindering van de daar geëiste afstand tot 5 meter, mits:
  • 1. dit in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is;
  • 2. het verkeersbelang niet onevenredig wordt aangetast;
  • 3. ze passen voor het overige naar aard en afmetingen bij deze bestemming.

3.4 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
  • 1. de landschappelijke waarden van het gebied;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 3. de milieusituatie;
  • 4. de verkeersveiligheid;
  • 5. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 6. voorzieningen ter voorkoming van hemelwaterproblematiek in verband met de nieuwe bebouwing.

  • b. Deze nadere eisen kunnen uitsluitend worden gesteld met het oog op de verbetering van de landschappelijke en/of stedenbouwkundige kwaliteit van de omgeving.
  • c. Bij de gebruikmaking van de bevoegdheid tot het stellen van nadere eisen is de procedure als genoemd in artikel 14.1 van dit plan, van toepassing.

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Strijdig gebruik

Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3.1, meer in het bijzonder:

  • a. voor industriële doeleinden;
  • b. voor detailhandel en groothandel; tenzij het detailhandel betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 3.1 genoemde doeleinden;
  • c. voor transport- en/of garagebedrijven;
  • d. voor horecadoeleinden; tenzij het horecadoeleonden betreft die ten dienste staat van en ondergeschikt is aan de in lid 3.1 genoemde doeleinden;
  • e. voor permanente of tijdelijke bewoning.