4.2.5 Externe veiligheid
Bij externe veiligheid gaat het om de risico's die samenhangen met het produceren, verwerken, opslaan en vervoeren van gevaarlijke stoffen. Deze risico's doen zich voor rondom risicovolle inrichtingen of transportroutes, waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Een klein kantoorgebouw of een bedrijfsgebouw wordt daarbij beschouwd als een beperkt kwetsbaar object, waarbij de gehanteerde normen een richtwaarde vormen. Bij bijvoorbeeld woningen, die beschouwd worden als kwetsbare objecten, is de norm een grenswaarde waar altijd aan moet worden voldaan. Het risico wordt uitgedrukt in een plaatsgebonden risico (PR) en een groepsrisico (GR). Bij het plaatsgebonden risico gaat het om de kans dat een persoon overlijdt als gevolg van een ongeval met gevraarlijke stoffen als deze persoon zich voortdurend en onbeschermd in de nabijheid van de transportas bevindt. Het groepsrisico is de kans dat een groep personen overlijdt als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Van de ramptypes die verband houden met externe veiligheid zijn met name ongevallen met brandbare/explosieve of giftige stoffen van belang. Deze ongevallen kunnen nader worden onderscheiden in ongevallen met betrekking tot:
- inrichtingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen;
- vervoer gevaarlijke stoffen over weg, water of spoor.
Plaatsgebonden risico
Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans aan dat iemand die voortdurend op een bepaalde plaats onbeschermd zou verblijven, ten gevolge van enig ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen om het leven komt. Dit risico wordt weergegeven in zogenaamde iso-risicocontouren op een topografische kaart. De contouren verbinden de plaatsen waar de kans op overlijden een zelfde waarde heeft.
De plaatsen met gelijke kansen van 10-4, 10-5, 10-6, 10-7 en 10-8 (kans op overlijden per jaar) zijn door lijnen met elkaar verbonden. De PR 10-6 contour is de wettelijke norm waaraan getoetst dient te worden.
Groepsrisico
Het groepsrisico (GR) van een activiteit is de verzameling van gegevens over kansen per jaar (F) en het aantal slachtoffers (N) van mogelijke ongelukken met die activiteit gedurende een jaar voor een bepaalde bevolkingsgroep. Meestal beschouwt men als groep alle omwonenden die mogelijkerwijs door een ongeluk met die activiteit kunnen worden getroffen. Het groepsrisico wordt gepresenteerd in een grafiek; de FN-curve. Dit groepsrisico is derhalve de sommatie van alle risico's a.g.v. de totale locatie, waarbij verschillende bevolkingsgroepen op de verschillende plaatsen rondom een inrichting / vervoer zijn betrokken.
Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen en Circulaire risiconormering vervoer
gevaarlijke stoffen
In 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) in werking getreden. Dit is van toepassing voor inrichtingen, die in het kader van de Wet Milieubeheer een vergunning nodig hebben, maar ook op bestemmingsplannen in het kader van de Wet ruimtelijke ordening.
In het BEVI zijn de waarden voor het Plaatsgebonden Risico en het Groepsrisico wettelijk verankerd. Voor het Plaatsgebonden Risico houdt dit in dat nieuwe kwetsbare bestemmingen niet binnen de 10-6 contour gebouwd mogen worden. PR is in het BEVI een grenswaarde, ook voor bestaande situaties en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Voor het Groepsrisico geldt de oriëntatiewaarde, maar tevens een Verantwoordingsplicht, waarbij elke toename van het Groepsrisico gemotiveerd dient te worden.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen van toepassing. Deze Circulaire is gebaseerd op de Risico Normering Vervoer Gevaarlijke Stoffen en sluit zoveel als mogelijk is aan op het BEVI.
Risico inventarisatie
Uit de risicokaart van de provincie Limburg blijkt dat binnen het plangebied één risiscodragend object aanwezig is. Daarnaast zijn er enkele risicodragende objecten in de (directe) omgeving. Deze worden hieronder toegelicht.
Voor het plangebied zijn de volgende inrichtingen relevant:
-
Chemelot: Aan de noordzijde van het pangebied is het Chemelot terrein gelegen. Binnen deze site vinden diverse risicovolle activiteiten plaats, de inrichting valt onder het Besluit Risico’s Zware Ongevallen en hierdoor ook onder het Bevi. Volgens de gegevens van de risicokaart vallen de PR 10-6 contour t/m de PR 10-8contour van de site niet over het plangebied. In de beleidsvisie externe veiligheid Chemelot site/Westelijke mijnstreek (18 november 2009) is verder af te lezen dat het plangebied zich buiten het voor het groepsrisico relevante gebied tot aan de grens van het invloedsgebied bevindt (zie onderstaande tekening, blauwe omgeving). In dit gebied zijn de kansen en de omvang van het risico zo klein dat de bijdrage aan het groepsrisico niet meer relevant is. Een berekening van het groepsrisico wordt daarmee niet zinvol geacht.
Vanuit het Bevi geldt voor een ruimtelijk besluit de verplichting tot het verantwoorden van het groepsrisico. Dit bestemmingsplan legt alleen de huidige ruimtelijke situatie en maakt geen ontwikkelingen mogelijk. Hierdoor neemt het groepsrisico niet toe. Gelet op de kenmerken van het plangebied wordt een verdere verantwoording over het groepsrisico niet nodig geacht.
Het plangebied ligt echter wel binnen het invloedsgebied van het toxisch scenario van chemieconcern Chemelot en de spoorlijn Maastricht – Sittard. Ten aanzien van dit ‘Toxische wolk’ scenario heeft de brandweer de volgende aanbevelingen met betrekking tot de te nemen maatregelen ter verbetering van de beheersbaarheid van een incident en de zelfredzaamheid van personen in het invloedsgebied:
1. Voorzie het plangebied van afdoende basisvoorzieningen (tweezijdige bereikbaarheid en bluswater primair; minimaal 60m3/uur, onbeperkte levertijd, om de 80 meter);
2. Voorzie de bron (spoor) van afdoende bereikbaarheid (tweezijdig) en bluswater (secundair);
3. Start met risicocommunicatie in het plangebied over hoe te handelen bij een incident (gerelateerd aan de risicobron);
4. In gebouwen met een mechanische ventilatie moeten men die handmatig uit kunnen schakelen.
-
LPG-tankstation Vossedal: Buiten het plangebied bevindt zich LPG-tankstation Vossedal, aan de Rijksweg 75 (westzijde A2). Voor het tankstation is een doorzet van max. 1.000 m3 per jaar in de milieuvergunning vastgelegd. Een LPG-tankstation is een categoriale inrichting waarvoor de afstanden uit de Revi afgelezen worden. Volgens de bijlage van de Revi bedragen de PR 10-6 contouren voor een nieuwe situatie: 45 meter (vanaf het vulpunt), 25 meter (vanaf het ondergronds reservoir) en 15 meter (vanaf afleverzuil). Binnen deze contouren liggen geen objecten waardoor voldaan wordt aan de grenswaarde. Het bestemmingsplan borgt dat geen saneringssituatie ontstaat doordat binnen de contouren geen bouwblokken liggen.
Een LPG-tankstation heeft een invloedsgebied van 150 meter. Het plangebied is op ongeveer 180 meter afstand gelegen (220 meter tot bebouwing). Daarmee is dit tankstation niet relevant voor het plangebied.
Voor het plangebied zijn de volgende buisleidingen relevant:
-
Hogedrukaardgastransportleiding Gasunie: zie paragraaf 4.5.3 Hogedruk
gastransportleidingen van deze toelichting voor nadere informatie.
Het scenario treedt alleen op, als er in de omgeving van de leiding graafwerkzaamheden plaatsvinden. Graafwerkzaamheden zijn in de meeste gevallen de oorzaak van een lekkage met als gevolg een fakkelbrand of van een volledige leidingbreuk. Dit scenario is door de brandweer beheersbaar. Bij lekkages en fakkelbranden kan het incident worden beheerst door gebruik te maken van waterschermen. Een volledige leidingbreuk kan bij ontsteking van het gas tot veel gewonden leiden. Er bestaat een kleine kans op incidenten met de buisleiding in het plangebied doordat graafwerkzaamheden slechts na een klic-melding wordt toegestaan.
Voor het plangebied is het volgende vervoer gevaarlijke stoffen van belang:
-
A2 / A76: waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Vooruitlopend op de aankomende wetgeving voor het vervoer van gevaarlijke stoffen (Basisnet) is voor transport van gevaarlijke stoffen over Rijkswegen een plafond gesteld van het vervoer van gevaarlijke stoffen. In de gewijzigde circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (15 december 2009) geeft de bijlage 1 een overzicht van de relevante wegen, met maximale transporten brandbaar gas en een veiligheidscontour. Voortkomend uit het Basisnet geldt een plasbrandaandachtsgebied voor de A2 en de A76. Binnen dit gebied dienen bij de besluitvorming over het vestigen/bouwen van een nieuw object de effecten van een plasbrand en de noodzaak van de ontwikkeling beschouwd te worden.
Voor de A2 ter hoogte van de afslag Maastricht Airport (50) geldt geen veiligheidscontour. Voor de Rijksweg A76 geldt een veiligheidszone van 6 meter. Deze afstanden dienen in het bestemmingsplan vrijgehouden te worden van objecten. Hiervan is in het voorliggende bestemmingsplan geen sprake.
Binnen het plasbrandaandachtsgebied (30 meter vanuit de Rijkswegen) wordt geen nieuwe bebouwing toegestaan, door het niet opnemen van een bouwblok. Voor dit bestemmingsplan geldt dat een aantal woningen binnen de 30 meter van het plasbrandaandachtsgebied (PAG) van de A2 liggen. Het bestemmingsplan legt hiervan echter alleen de bestaande situatie vast en laat geen ontwikkelingen toe. Daarom wordt een verdere beschouwing van het PAG niet nodig geacht. Maatregelen aan de locatie van de bouwwerken en de infrastructuur passen niet binnen het conserverende bestemmingsplan. Overige ruimtelijk ontwikkelingen binnen de bestemmingen in het PAG zijn niet van toepassing. Het plangebied ligt binnen het invloedsgebied van het transport van gevaarlijke stoffen over deze rijkswegen. Vanwege de relatieve lage bebouwingsdichtheid langs de bestemmingsplangrens wordt verwacht dat het groepsrisico de oriëntatiewaarde niet overschrijdt. Een verdere verantwoording over het groepsrisico vindt niet plaats omdat het een bestaande situatie betreft en het bestemmingsplan geen ontwikkelingen mogelijk maakt.
-
Gemeentelijke wegen: Door de provincie Limburg is onderzoek uitgevoerd naar "Externe veiligheid Provinciale wegen" (Arcadis, 21 september 2010 074935205:B). Uit dit onderzoek blijkt dat er voor de Limburgse provinciale wegen geen knelpunten aanwezig zijn. Voor de gemeentelijke wegen zijn de vervoersaantallen vergelijkbaar of lager zijn dan de provinciale wegen. Gelet op de hoogte van het groepsrisico en het conserverende karakter van het bestemmingsplan waardoor er geen toename van het groepsrisico plaatsvindt, hoeft conform de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen het groepsrisico voor wat betreft de gemeentelijke wegen niet te worden betrokken bij het vaststellen van het bestemmingsplan.
-
Spoorweg Maastricht-Sittard: Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van deze spoorweg waarover vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.
De studie “Risico’s in Limburg, weten waar het over gaat” (februari 2002) besteedt aandacht aan de risico’s die verbonden zijn aan het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor. In de Risicoatlas Spoor (2001) zijn per baanvak de risico’s inzake individueel risico en groepsrisico voor het transport per spoor aangegeven. Voor het baanvak Maastricht-Sittard, dat op circa 250 meter hemelsbreed van dichtsbijzijnde deel van het voorliggende bestemmingsplan is gesitueerd, bedraagt de afstand van de 10-6 -contour voor het individueel risico minder dan 10 meter gemeten vanaf de spoorbaan (dit is de geringste afstand). Voor het groepsrisico is in het rapport aangegeven dat voor geen enkele woonkern in Limburg de oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt overschreden.
Dit traject is onderdeel van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. Het Basisnet geeft de verhouding aan tussen ruimtelijke ordening en de risico's van het vervoer gevaarlijke stoffen over rijkswegen, hoofdvaarwegen en spoorwegen. Zo wordt beschreven welke ruimtelijke ontwikkelingen wel en niet zijn toegestaan in het gebied tot 200 meter vanaf de infrastructuur. De transportroutes worden ingedeeld in drie categorieën, waarbij een afweging wordt gemaakt tussen vervoer, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid:
- Op sommige routes krijgt het vervoer voorrang;
- Op andere routes krijgen de ruimtelijke ontwikkelingen voorrang;
- Op routes die belangrijk zijn voor zowel het vervoer als voor de ruimtelijke ontwikkelingen, wordt in overleg met betrokkenen naar oplossingen gezocht.
Brandweeradvisering en verantwoording
Het brandweeradvies maakt onderdeel uit van de verantwoordingsplicht van het groepsrisico. Voor de verantwoording worden daarnaast nut en noodzaak en overige belangen afgewogen.
Vanwege de kleine kans op optreden van toxische ongevalscenario's zullen extra maatregelen slechts beperkt bijdragen aan een verlaging van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Er bestaat ook een kleine kans op incidenten met de buisleidingen in het plangebied doordat graafwerkzaamheden slechts na een klic-melding worden toegestaan. Het LPG-tankstation is op voldoende afstand van het plangebied gelegen.
Voor de aanvaardbaarheid van het restrisico geldt met name de mogelijkheid voor zelfredzaamheid van aanwezigen. Het succes van de zelfredzaamheid hangt af van twee aspecten:
- De mate waarin de gebiedsinrichting de zelfredzaamheid bevordert.
- De mogelijkheid om slachtoffers te voorkomen, gezien het maatgevende scenario.
Het plangebied bestaat voor het grootste gedeelte uit zelfredzame personen. Het gebied is verder goed omsloten (vluchtwegen) en er zijn voldoende objecten aanwezig om te schuilen. Voor een calamiteit met giftige stoffen is de beste optie om zo snel mogelijk te schuilen in gebouwen. De risico- en crisicommunicatie kunnen bijdragen aan de zelfredzaamheid van de aanwezige personen.
De personendichtheid in het plangebied verandert niet aangezien het een conserverend bestemmingsplan betreft.
Conclusie externe veiligheid
Het plaatsgebonden risico van de risicobronnen vormt geen knelpunt. Daarnaast is bij het voorliggende bestemmingsplan sprake van een bestaande situatie waarbij geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks worden toegestaan.
Het plangebied van het bestemmingsplan ligt echter wel binnen het invloedsgebied van de verschillende risicobronnen. Kwalitatief is de hoogte van het groepsrisico beschouwd. Het bestemmingsplan legt alleen de bestaande situatie vast waardoor het groepsrisico niet wijzigt. Een verdere verantwoording over het groepsrisico wordt om deze reden niet uitgewerkt. Officieel moet de regionale brandweer om advies worden gevraagd, dit heeft dan ook plaatsgevonden in het kader van het vooroverleg (zie paragraaf 6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid).
Tot slot kan worden gesteld dat ten opzichte van de vigerende bestemmingsplannen geen verslechtering optreedt van het veiligheidsniveau. Daarmee kan het bestemmingsplan Kern Beek verantwoord worden geacht.