5.6.2 Afwegingskader
De omgevingsvergunning als bedoeld in 5.6.1 wordt slechts verleend indien:
-
a. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
-
b. op de begane grond geen woonfunctie wordt gerealiseerd;
-
c. er geen onevenredig nadelige gevolgen voor het centrummilieu ontstaan of kunnen ontstaan;
-
d. de parkeerbalans in de directe omgeving niet onevenredig nadelig wordt of kan worden beïnvloed;
-
e. aan het stedebouwkundig beeld en aan de ruimtelijke kwaliteit ter plaatse geen afbreuk wordt gedaan.