| Plan: | Zorgwoningen Carmelitessenklooster |
|---|---|
| Status: | ontwerp |
| Plantype: | bestemmingsplan |
| IMRO-idn: | NL.IMRO.0888.BPCARMELITESSEN22-ON01 |
het bestemmingsplan 'Zorgwoningen Carmelitessenklooster' met identificatienummer NL.IMRO.0888.BPCARMELITESSEN22-ON01 van de gemeente Beek;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0888.BPCARMELITESSEN22-ON01 met de bijbehorende regels en bijlage;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van de gronden
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
een op de verbeelding met een bebouwingsgrens omsloten grondoppervlak;
een bouwlaag geen verdieping zijnde;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
de als zodanig op de verbeelding aangegeven bebouwing, welke bestaat op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, dan wel op basis van een afgegeven omgevingsvergunning kan worden c.q. is gebouwd;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van onderbouw en zolder en met een maximale hoogte van 3,00 m voor woningen en 4,50 m voor andere gebouwen;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een gebouw dat door zijn omvang, constructie en situering het belangrijkste gebouw op een perceel is;
hoogte waarop het omliggende terrein aansluit op de woning;
doeleinden ten behoeve van onderwijs, openbaar bestuur, religieuze functies, overdekte sport- en spelaccomodaties, medische-sociale functies, maatschappelijke en culturele functies, seksinrichtingen en/of pornobedrijven vallen hier in ieder geval niet onder;
het realiseren van een hoofdgebouw op een perceel waar voorheen geen hoofdgebouw aanwezig was;
beneden peil;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
een archeologisch inhoudelijke afweging na een onderzoeksfase over eventuele ar-cheologische vervolgstappen;
het zich op de openbare weg respectievelijk op openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
het realiseren van een hoofdgebouw ter vervanging van en ter plaatse van een be-staand hoofdgebouw;
een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen;
een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
ruimte(n) in een gebouw die geheel is (zijn) afgedekt met schuine daken en die in functioneel opzicht deel uitmaakt/uitmaken van (de) daaronder gelegen bouwlaag of bouwlagen;
een woning die gekoppeld is aan een zorgfunctie ten behoeve van de bewoner(s) met een geïndiceerde zorgbehoefte;
de kortste afstand tussen de (zijdelingse) bouwperceelgrenzen en enig punt van de op dat bouwperceel voorkomende bouwwerken;
De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen;
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
Horizontaal tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of harten van gemeenschappelijke scheidingsmuren over alle bouwlagen;
Tussen de twee zijdelingse bouwperceelgrenzen, gemeten op een afstand van 10 meter uit de bouwperceelsgrens aan de zijde van een weg danwel gemeten in de bouwgrens, indien een bouwgrens staat aangeduid;
De oppervlakten van alle op een bouwperceel/bouwvlak of een ander terrein gelegen bouwwerken tezamen;
De in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op gevel- en kroonlijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels, dakgoten en overstekende daken, ventilatiekanalen, schoorstenen en soortgelijke bouwdelen.
De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Regels met betrekking tot gebouwen:
Regels met betrekking tot bijbehorende bouwwerken:
Regels met betrekking tot bouwwerken, geen gebouw zijnde:
Tot een met de bestemming strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 Wro, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden en opstallen anders dan het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3.1, alsmede het gebruik ten behoeve van (straat)prostitutie.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen, staat vast dat een waterbergende voorziening met een inhoud van ten minste 240 m3 wordt gerealiseerd en in stand gehouden.
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het transport via een aangeduide hogedruk gastransportleiding en hogedruk gasvoedingsleiding en de bescherming, het beheer en het onderhoud van de leidingen.
Op de voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden mogen in afwijking van het bepaalde in de afzonderlijke artikelen, geen bouwwerken worden gebouwd.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het onder 4.4.1 bepaalde is niet van toepassing voor:
De werken of werkzaamheden als bedoeld onder lid 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan, hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de bedrijfsveiligheid van de betrokken leiding niet in gevaar wordt of kan worden gebracht. Hiertoe wordt de betrokken leidingbeheerder gehoord.
De voor 'Waarde - Archeologie 1' (gebied van archeologische waarde) aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, de bescherming en/of het herstel van de voorkomende archeologische waarden.
Op de voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden mag niet worden gebouwd.
Het bepaalde in 5.2.1 is niet van toepassing:
Burgemeester en Wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 ten behoeve van bouwwerken als toegestaan ingevolge de ter plaatse aangewezen bestemming.
Een in 5.3.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden:
Een in 5.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien door de werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden of door de direct of indirect te verwachten gevolgen daarvan geen bezwaar of nadeel ontstaat voor de bescherming van archeologische waarden, hetgeen kan blijken uit een rapport waarin de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld.
De voor "Waarde - Cultuurhistorie" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor het behoud en/of herstel van de aldaar voorkomende cultuurhistorische elementen als karakteristieke, beeldbepalende en beeldondersteunende panden.
Het is verboden zonder omgevingsvergunning op de gronden met de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie", de beeldbepalende en beeldondersteunende panden geheel of gedeeltelijk te slopen waarbij opgemerkt wordt dat:
Het in 6.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
De omgevingsvergunning als bedoeld in 6.2.1 kan worden verleend indien:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De bouwhoogte van een gebouw mag maximaal 4,00 meter hoger zijn dan de goothoogte van het betreffende gebouw. Dit geldt niet voor torenspitsen, hier is de bestaande toestand maatgevend.
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel, strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming.
Onder een strijdig gebruik met de bestemming wordt tenminste verstaan:
Onder een gebruik strijdig met de bestemming, wordt niet verstaan:
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie', ter aanduiding van de industriële geluidzone van een bedrijventerrein, gelden voor die gronden in afwijking van hetgeen in de overige regels is bepaald de navolgende aanvullende bouwregels.
op de gronden gelegen binnen de de gebiedsaanduiding 'geluidzone - industrie' mogen enkel nieuwe woningen, dan wel nieuwe andere geluidgevoelige bebouwing worden opgericht, als de geluidsbelasting, vanaf het industrieterrein Chemelot, ter plaatse van gevoelige objecten object kleiner is dan 55 dB(A) etmaalwaarde;
.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien door de zonebeheerder middels besluitvorming een wijziging in de zone is aangebracht.
Ter plaatse van de aanduiding "milieuzone - bodembeschermingsgebied" geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens dienen voor de bescherming van de kwaliteit van de bodem en het grondwater en de waarden daarvan. De regels ter bescherming van de bodem, zoals vermeld in Hoofdstuk 2, paragraaf 3 van de omgevingsverordening Limburg zijn in het Bodembeschermingsgebied Mergelland van toepassing.
Er mag geen bebouwing plaatsvinden waarmee de kwaliteit van de bodem en de waarden daarvan onevenredig wordt verminderd.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze planregels afgeweken kan worden middels een omgevingsvergunning, zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
Een in 11.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van de plaats van de bestemmingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt en de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad.
Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de in 12.1 genoemde wijzigingsregels vindt een evenredige belangenafweging plaats, waarbij betrokken worden:
De rangorde tussen de dubbele bestemmingen luidt als volgt:
Indien en voor zover in deze planregels wordt verwezen naar andere wettelijke regelingen, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
Bij nieuw op te richten gebouwen dient, voor zover daarin (nagenoeg) voortdurend mensen verblijven, inzicht te worden verschaft in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem aan de hand van een in te stellen bodemonderzoek. Dit geldt eveneens voor locaties waarvan de bestemming gewijzigd wordt middels een daartoe opgenomen wijzigingsbevoegdheid. De omgevingsvergunning zal niet eerder worden verleend dan nadat (een deel van) de gronden, indien nodig, zijn gesaneerd en geschikt gemaakt voor de toekomstige functie.
Indien de bestemming aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. In deze behoefte moet op eigen terrein zijn voorzien. De ruimte voor het laden en lossen van goederen moet tevens in stand worden gehouden.
Het bevoegd gezag kan bij de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik nadere eisen stellen ten aanzien van de maatvoering van de parkeervoorzieningen, zoals bedoeld in artikel 13.3.1, onder b, indien dit, gelet op de feitelijke omstandigheden, noodzakelijk is.
Het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning voor bouwen en/of een omgevingsvergunning voor een wijziging van het gebruik verlenen in afwijking van het bepaalde in artikel 13.3.1 en / of artikel 13.3.2:
Afwijken van de regels, als bedoeld in artikel 13.3.1 en / of artikel 13.3.2, is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Het bevoegd gezag past de regels als bedoeld in artikel 13.3.4 en / of artikel 13.4.5 toe conform hetgeen daarover is opgenomen in de 'Parkeernota 2018 gemeente Beek.
Bij het stellen van nadere eisen dient bij de voorbereiding van het betreffende besluit de volgende procedure te worden gevolgd:
Met betrekking tot de voorbereiding van de wijziging van het plan ingevolge artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening door Burgemeester en wethouders, is Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
Deze regels worden aangehaald als: regels van het bestemmingsplan 'Zorgwoningen Carmelitessenklooster'.